De Koninklijke Bibliotheek voert een nationaal digitaliseringsprogramma uit onder de naam Het Geheugen van Nederland. In dit programma worden collecties van archieven, musea en bibliotheken gedigitaliseerd en beschikbaar gesteld.
Eén van die collecties betreft een groot aantal oude kinderboeken. Bij het doorbladeren en lezen van wat prentenboeken uit de tweede helft 19e eeuw en begin 20e eeuw vallen mij twee dingen op. Ze zijn over het algemeen behoorlijk moralistisch én kinderen worden behoorlijk stevig aangepakt, uitgelachen of nog erger. Dit alles om lezertjes te waarschuwen tegen ongehoorzaamheid en ondeugd. Kinderboeken van nu zijn heel wat kindvriendelijker.
Een mooi voorbeeld om dit verschil duidelijk te maken is het prentenboek uit 1885, uitgegeven door J. Vlieger uit Amsterdam met als titel De muurbekladder, een aardig prentenboekje.
Een boekje met drie verhaaltjes met 'ondeugende' jongetjes.
De Geschiedenis van den muurbekladder
Wilt naar dit lief klein huisje kijken
Daar juist de schilders verf op strijken
Half rood, half wit, heel net en schoon,
Zoo stelt het huisje zich ten toon
Op eens komt Ernst, en welk een’ schand,
Hij trekt figuurtjes op den wand:
Die deugniet, met zijn gekke kuren,
Besmeert gestadig al de muren.
Maar ziet! De schilder komt geloopen,
En doet hem ’t grapje duur bekoopen,
Hij pakt den jongen bij zijn kop,
En knijpt zijn oor, en slaat er op.
Hoe Ernst ook schreeuwt, hij houdt hem vast,
En neemt zijn grooten schilderskwast,
En doopt hem in zijn pot met groen,
En smeert den knaap van haar tot schoen.
Zijn heele aangezicht was groen,
Zijn buisje en zijn broek was groen,
En wie of ook den jongen zag,
Begon te schateren van lach.
De Geschiedenis van den snoeper
Dat was de kleine Frederik
Als hij iets te snoepen vond
Ging het daad’lijk naar zijn mond.
In een potje zoet en frisch,
Stond de melk eens op den disch.
Niemand was er in ’t vertrek,
En daar kwam de likkebek,
Klom op ’t bankje, nam den pot,
En ging likken als een zot.
Maar daar komt de meid. – O, schrik!
“Wacht!”roept zij: “jou melkjelik!”
Frits kijkt angstig naar haar om,
En daar valt én melk én kom.
’t Druipt hem neer langs wang en kleeren;
Om zijn spijt nog te vermeeren
Komen kinderen, zonder tal,
Om te lachen om ’t geval.
“Wat ben je wit, o, Frederik,
Jou snoepert en jou melkjelik!
Je hemd vloeit langs je lichaam neer,
Jij lekkerbaard, jij witte heer.
Sliep uit, sliep uit, dien melkjedief,
Wat staat die witte kleur hem lief!
De ijsselijke Geschiedenis van den klimmer
’t Kleine Pietje, ’t kleine Pietje,
O, dat was zoo’n deugenietje,
Stout zijn, was zijn daag’lijks leven,
Vaak deed hij zijn’moeder beven
Als hij klom op bank en stoelen;
“Die niet leeren wil moet voelen!”
Sprak zijn moeder ied’ren keer,
Maar toch deed de knaap het weer.
Eens was ’t venster opgeschoven
Daar kwam stoute Piet weer boven,
Klom voor ’t raam al heen en weer,
En – o, Wee! – daar viel hij neer,
En daar brak hij, op de steenen,
Bei zijn armen en zijn beenen.
Vrees’lijk was ’t gegil op straat!
Kind’ren! ’t Was het loon van ’t kwaad!
Zo is in het geheugen van Nederland ook een collectie schoolboeken opgenomen (19de eeuw)
BeantwoordenVerwijderenAfkomstig van het nationale onderwijsmuseum. Sommige zijn door te bladeren
@mari, mooi dat er op deze manier zoveel al ontsloten wordt en toegankelijk is voor iedereen.
BeantwoordenVerwijderen